BLIK OP DE    BLAUWNEUS

Na meer dan twintig jaar vissen op de Waal noteerde Jorg Nelissen (41) in 2022 voor het eerst een blauwneus in zijn vangstenlogboek. Sindsdien is het vangen van Vimba vimba eerder regel dan uitzondering. Hoewel een gerichte aanpak voor Jorg niet de prioriteit heeft, vormt deze nieuwkomer een welkome aanvulling op de brasems, windes en voorns.

>> PASPOORT BLAUWNEUS Wetenschappelijke naam: Vimba vimba
Herkenning: De blauwneus heeft een vlezige snuit. Het voorste gedeelte van de kop heeft een donkere, blauwachtige schijn. De anaalvin is langer dan die van de sneep en telt 20 tot 25 vinstralen. De onderstandige bek is hoefijzervormig. In de paaitijd heeft de blauwneus een blauwzwarte bovenzijde, de buik en vinnen worden oranjerood. Op de zijlijn liggen 49 tot 64 schubben. Verspreiding: De blauwneus komt oorspronkelijk voor van Centraal-Europa tot bij de Kaspische Zee en is in de jaren zeventig van de vorige eeuw geïntroduceerd in het stroomgebied van de Duitse Rijn. Sinds 1989 komt de blauwneus voor in Nederland, maar pas na 2000 kreeg het aantal meldingen wat meer volume. Vanaf 2020 zien we de verspreiding duidelijk nog verder toenemen. Leefwijze: De blauwneus komt voor in langzaam stromende benedenlopen van rivieren tot in estuaria (waar het water brak kan zijn). Soms komt hij ook in meren voor. Meestal houdt de vis zich op in ondiep water nabij de oever.
Voortplanting: Voor de voortplanting trekt de blauwneus de rivier op om in ondiep, stromend water boven zand, grind of tussen de waterplanten te paaien. De paai vindt plaats tussen mei en juli.
Formaat: Volgens de literatuur kunnen blauwneuzen maximaal 50 centimeter lang worden, maar in Duitsland en Tsjechië zijn al vissen tot 55 centimeter gevangen. In Nederland staat het record op 48 centimeter.

‘Na een dagje Waal ben ik moe van het vissen, maar is mijn batterij weer helemaal opgeladen’

Gebruik goed klevend lokvoer zodat je ­makkelijk ook los aas kunt voeren

MIX EN DAN OPEENS NIKS
Na de release van de blauwneus krijgt Jorg vervolgens binnen een minuut na elke worp beet. Opmerkelijk genoeg bestaat de vangst uit een mix van soorten en formaten: grote ‘platten’, kleine brasems, windes en voorns. Na een hectisch uurtje is het plotsklaps gedaan met de aanbeten. Hij probeert de boel weer vlot te trekken door verschillende aassoorten te presenteren, maar na twintig minuten is een switch onvermijdelijk. “Dit kenmerkt het vissen op de Waal. Het gebeurt wel vaker dat de aanbeten ineens wegvallen. Al is de vis echt niet zomaar verdwenen hoor”, stelt Jorg ons gerust terwijl hij zich opmaakt voor een aanpassing. “Mijn korf werp ik op dezelfde afstand in, maar nu tien meter rechts van mijn voerplek. Dit aangezien ik vermoed dat witvisactiviteit ook rovers naar de stek lokt. Met een grote snoekbaars of meerval in de buurt is het voor witvis oppassen geblazen”, licht hij de gang van zaken toe.

VERRIJKING SPORTVISSERIJ
Nadat de voerkorf in het water plonst, trekt de top razendsnel krom. “Het is verrassend hoe zo’n verandering van aanpak meteen tot een aanbeet leidt,” zegt de feedercrack verbaasd terwijl hij een kleine brasem schept. Als ook de tweede inzet vlug een brasem oplevert, lijkt zijn vermoeden dat de witvis een klein stukje is opgeschoven te worden bevestigd. “Vallen de aanbeten weg, probeer dan een andere plek op enkele meters van je voerstek”, adviseert hij. Na een reeks brasems en blankvoorns, meldt zich weer een vis die afwijkend gedrag vertoont tijdens de dril. “Dit zou ook wel eens een blauwneus kunnen zijn”, zegt Jorg hoopvol. En inderdaad: het vierde exemplaar van de dag. “Hoewel ik me bij het feederen vooral richt op grote blankvoorn en brasem, zijn de blauwneuzen iedere keer weer een zeer welkome verrassing. Dat Vimba vimba van bijvangst naar reguliere vangst transformeert is wat mij betreft een verrijking voor de sportvisserij.”

Een hengellengte van 3,6 tot 4 meter is vanwege de stenen Waaloevers onmisbaar.

>> MATERIAAL

Hengel: feederhengel van 4 meter met een werpgewicht tot 100 gram en een 3 oz carbon feedertop
Molen: 5000 formaat Voorslag: 24 tot 28/00 getaperde nylon
Hoofdlijn: 10/00 gevlochten lijn
Montage: schuivende montage met gaaskorven in de range van 45 tot 80 gram
Onderlijn: 14/00 met een haak maat 16; 100 cm is het uitgangspunt qua lengte, maar kort deze in als de omstandigheden daarom vragen

 “Mijn viskist plaats ik zo’n tien meter van de kribkop, aan de stroomopwaartse kant van de krib. Meestal start ik op 30 meter afstand, met de punt van de volgende krib als richtpunt bij de worp. Maar vanochtend kreeg ik op die afstand geen aanbeten, dus ben ik na een half uur ‘korter’ gaan vissen. Die aanpassing leverde al snel blankvoorn en brasem op”, vertelt Jorg. Het is altijd even zoeken naar wat werkt. “De ene dag vang je direct vis en loopt het vervolgens lekker door, terwijl je op andere dagen verschillende afstanden of richtingen moet proberen om aanbeten te krijgen. Daarom vis ik vanaf de kribkop: hier heb je meer flexibiliteit dan vanaf het strandje. En je zit hier ook lekker rustig omdat wandelaars niet zomaar even de krib op lopen.”

GEFOCUST DRILLEN
Binnen een half uur volgt een tweede blauwneus en snel daarna haakt Jorg opnieuw een vis die zich tijdens de dril typisch gedraagt. “Vermoedelijk weer een blauwneus. Die probeert vaak een obstakel op te zoeken om zich van de haak te ontdoen. Let in de laatste fase van de dril – kort onder de krib, waar veel stenen liggen – dus goed op”, tipt de Limburger terwijl hij de hengel hoog houdt en het schepnet klaarlegt. “Het lijkt erop dat ze in groepjes rondtrekken”, concludeert hij wanneer opnieuw een Vimba vimba in het net ligt. Tot nu toe zijn de vissen die Jorg heeft gevangen 30 tot 35 centimeter lang, maar deze trouwe bezoeker van de Waal vangt regelmatig blauwneuzen van meer dan 40 centimeter. Het Nederlands record staat op 48 centimeter en het is vermoedelijk een kwestie van tijd voordat de eerste ‘vijftiger’ wordt gevangen.

Let aan het einde van de dril goed op en zorg dat de blauwneus niet alsnog de stenen in kan duiken.

>> ONDERZOEKSFEITJES
Onderzoekers van Sportvisserij Nederland treffen de blauwneus (Vimba vimba) steeds vaker aan bij onderzoek op stromend water. Ook sportvissers die op dit type water vissen vangen deze exoot steeds vaker. Kortom: de blauwneus is bezig aan een gestage opmars in ons binnenwater. Zo bestond bij onderzoek naar de visstand bij de langsdammen (in de Waal bij Wamel) op sommige dagen het merendeel van de vangst uit blauw­neuzen. Er zaten zelfs exemplaren bij van ver in de 40 centimeter. Gezien het grote aantal jonge blauwneuzen in de ­Nederlandse rivieren is het aannemelijk dat deze vissoort zich hier ook voorplant, en het niet enkel uit Duitsland afkomstige afzakkers uit de Rijn betreft.

De dril van een blauwneus is compleet anders dan die van een voorn of brasem

Een pet en zonnebril zijn met zonnig weer tot de middag onmisbaar vanwege de stroomopwaartse en oostelijke visrichting. 

Na een succesvolle start van de ochtend – met brasem en blankvoorn als vangsten – volgt plotseling een afwijkende aanbeet. “Dit zou er wel eens eentje kunnen zijn”, zegt Jorg al snel nadat de dril van start is gegaan. “Net zoals de aanbeet anders is, knokt een blauwneus op een andere manier dan brasem of voorn. Het zijn van die typische, zenuwachtige tikken. Zeker met een gevlochten hoofdlijn voel je de vibraties van de lichaamsbewegingen tot in het handvat”, zegt de Limburger terwijl de vis naar links zwemt. “Typisch blauwneusgedrag. Ik vermoed dat ze na het haakaas te hebben gepakt meteen doorzwemmen. Tijdens de dril gaan ze vrijwel altijd direct naar links of rechts. Nog even en hij is binnen”, blikt Jorg hoopvol ­vooruit.

PATROON ONTDEKKEN

“Deze kunnen we bijschrijven”, zegt hij wanneer de vis in het schepnet ligt en er zichtbaar een last van zijn schouders valt. Zo’n vier van de vijf sessies aan de Waal wordt Jorg met een blauwneus beloond. Bij een eerdere sessie had hij ons zijn aanpak al laten zien, maar bleef een Vimba vimba echter uit. “Dat was precies de uitzondering op de regel”, zegt Jorg terwijl we de vis kort bewonderen, snel fotograferen en weer terugzetten. Want deze vis met zijn kleine bek en puntige snuit duikt steeds vaker op. “Hoewel ik zeker geen blauwneus-specialist ben – ik zie ze als bijvangst – begint er zich toch wel een patroon af te tekenen. De twee belangrijkste conclusies zijn dat ze zelden alleen komen en maden favoriet zijn. Als ik blauwneus vang, dan zijn het vaak twee of drie exemplaren kort achter elkaar. En ondanks dat ik regelmatig van haakaas wissel, vang ik ze vrijwel altijd op maden”, deelt de feedercrack als tip.

AFSTAND AANPASSEN
Een flexibele mindset levert op de Waal vaak meer aanbeten op dan star vasthouden aan één visafstand of één soort haakaas. Jorg prikt drie maden op een kleine haak (maat 16) en werpt de voerkorf ongeveer twintig meter recht voor zich uit in.

Na meer dan twintig jaar vissen op de Waal noteerde Jorg Nelissen (41) in 2022 voor het eerst een blauwneus in zijn vangstenlogboek. Sindsdien is het vangen van Vimba vimba eerder regel dan uitzondering. Hoewel een gerichte aanpak voor Jorg niet de prioriteit heeft, vormt deze nieuwkomer een welkome aanvulling op de brasems, windes en voorns.

BLIK OP DE    BLAUWNEUS

Gebruik goed klevend lokvoer zodat je ­makkelijk ook los aas kunt voeren

>> PASPOORT BLAUWNEUS Wetenschappelijke naam: Vimba vimba
Herkenning: De blauwneus heeft een vlezige snuit. Het voorste gedeelte van de kop heeft een donkere, blauwachtige schijn. De anaalvin is langer dan die van de sneep en telt 20 tot 25 vinstralen. De onderstandige bek is hoefijzervormig. In de paaitijd heeft de blauwneus een blauwzwarte bovenzijde, de buik en vinnen worden oranjerood. Op de zijlijn liggen 49 tot 64 schubben. Verspreiding: De blauwneus komt oorspronkelijk voor van Centraal-Europa tot bij de Kaspische Zee en is in de jaren zeventig van de vorige eeuw geïntroduceerd in het stroomgebied van de Duitse Rijn. Sinds 1989 komt de blauwneus voor in Nederland, maar pas na 2000 kreeg het aantal meldingen wat meer volume. Vanaf 2020 zien we de verspreiding duidelijk nog verder toenemen. Leefwijze: De blauwneus komt voor in langzaam stromende benedenlopen van rivieren tot in estuaria (waar het water brak kan zijn). Soms komt hij ook in meren voor. Meestal houdt de vis zich op in ondiep water nabij de oever.
Voortplanting: Voor de voortplanting trekt de blauwneus de rivier op om in ondiep, stromend water boven zand, grind of tussen de waterplanten te paaien. De paai vindt plaats tussen mei en juli.
Formaat: Volgens de literatuur kunnen blauwneuzen maximaal 50 centimeter lang worden, maar in Duitsland en Tsjechië zijn al vissen tot 55 centimeter gevangen. In Nederland staat het record op 48 centimeter.

‘Na een dagje Waal ben ik moe van het vissen, maar is mijn batterij weer helemaal opgeladen’

MIX EN DAN OPEENS NIKS
Na de release van de blauwneus krijgt Jorg vervolgens binnen een minuut na elke worp beet. Opmerkelijk genoeg bestaat de vangst uit een mix van soorten en formaten: grote ‘platten’, kleine brasems, windes en voorns. Na een hectisch uurtje is het plotsklaps gedaan met de aanbeten. Hij probeert de boel weer vlot te trekken door verschillende aassoorten te presenteren, maar na twintig minuten is een switch onvermijdelijk. “Dit kenmerkt het vissen op de Waal. Het gebeurt wel vaker dat de aanbeten ineens wegvallen. Al is de vis echt niet zomaar verdwenen hoor”, stelt Jorg ons gerust terwijl hij zich opmaakt voor een aanpassing. “Mijn korf werp ik op dezelfde afstand in, maar nu tien meter rechts van mijn voerplek. Dit aangezien ik vermoed dat witvisactiviteit ook rovers naar de stek lokt. Met een grote snoekbaars of meerval in de buurt is het voor witvis oppassen geblazen”, licht hij de gang van zaken toe.

VERRIJKING SPORTVISSERIJ
Nadat de voerkorf in het water plonst, trekt de top razendsnel krom. “Het is verrassend hoe zo’n verandering van aanpak meteen tot een aanbeet leidt,” zegt de feedercrack verbaasd terwijl hij een kleine brasem schept. Als ook de tweede inzet vlug een brasem oplevert, lijkt zijn vermoeden dat de witvis een klein stukje is opgeschoven te worden bevestigd. “Vallen de aanbeten weg, probeer dan een andere plek op enkele meters van je voerstek”, adviseert hij. Na een reeks brasems en blankvoorns, meldt zich weer een vis die afwijkend gedrag vertoont tijdens de dril. “Dit zou ook wel eens een blauwneus kunnen zijn”, zegt Jorg hoopvol. En inderdaad: het vierde exemplaar van de dag. “Hoewel ik me bij het feederen vooral richt op grote blankvoorn en brasem, zijn de blauwneuzen iedere keer weer een zeer welkome verrassing. Dat Vimba vimba van bijvangst naar reguliere vangst transformeert is wat mij betreft een verrijking voor de sportvisserij.”

Ankeren op zeven meter uit de oever stelt je in staat om richting de vaargeul te vissen, maar vergeet ook de zone tussen wal en schip zeker niet

>> MATERIAAL

Hengel: feederhengel van 4 meter met een werpgewicht tot 100 gram en een 3 oz carbon feedertop
Molen: 5000 formaat Voorslag: 24 tot 28/00 getaperde nylon
Hoofdlijn: 10/00 gevlochten lijn
Montage: schuivende montage met gaaskorven in de range van 45 tot 80 gram
Onderlijn: 14/00 met een haak maat 16; 100 cm is het uitgangspunt qua lengte, maar kort deze in als de omstandigheden daarom vragen

 “Mijn viskist plaats ik zo’n tien meter van de kribkop, aan de stroomopwaartse kant van de krib. Meestal start ik op 30 meter afstand, met de punt van de volgende krib als richtpunt bij de worp. Maar vanochtend kreeg ik op die afstand geen aanbeten, dus ben ik na een half uur ‘korter’ gaan vissen. Die aanpassing leverde al snel blankvoorn en brasem op”, vertelt Jorg. Het is altijd even zoeken naar wat werkt. “De ene dag vang je direct vis en loopt het vervolgens lekker door, terwijl je op andere dagen verschillende afstanden of richtingen moet proberen om aanbeten te krijgen. Daarom vis ik vanaf de kribkop: hier heb je meer flexibiliteit dan vanaf het strandje. En je zit hier ook lekker rustig omdat wandelaars niet zomaar even de krib op lopen.”

GEFOCUST DRILLEN
Binnen een half uur volgt een tweede blauwneus en snel daarna haakt Jorg opnieuw een vis die zich tijdens de dril typisch gedraagt. “Vermoedelijk weer een blauwneus. Die probeert vaak een obstakel op te zoeken om zich van de haak te ontdoen. Let in de laatste fase van de dril – kort onder de krib, waar veel stenen liggen – dus goed op”, tipt de Limburger terwijl hij de hengel hoog houdt en het schepnet klaarlegt. “Het lijkt erop dat ze in groepjes rondtrekken”, concludeert hij wanneer opnieuw een Vimba vimba in het net ligt. Tot nu toe zijn de vissen die Jorg heeft gevangen 30 tot 35 centimeter lang, maar deze trouwe bezoeker van de Waal vangt regelmatig blauwneuzen van meer dan 40 centimeter. Het Nederlands record staat op 48 centimeter en het is vermoedelijk een kwestie van tijd voordat de eerste ‘vijftiger’ wordt gevangen.

Let aan het einde van de dril goed op en zorg dat de blauwneus niet alsnog de stenen in kan duiken.

>> ONDERZOEKSFEITJES
Onderzoekers van Sportvisserij Nederland treffen de blauwneus (Vimba vimba) steeds vaker aan bij onderzoek op stromend water. Ook sportvissers die op dit type water vissen vangen deze exoot steeds vaker. Kortom: de blauwneus is bezig aan een gestage opmars in ons binnenwater. Zo bestond bij onderzoek naar de visstand bij de langsdammen (in de Waal bij Wamel) op sommige dagen het merendeel van de vangst uit blauw­neuzen. Er zaten zelfs exemplaren bij van ver in de 40 centimeter. Gezien het grote aantal jonge blauwneuzen in de ­Nederlandse rivieren is het aannemelijk dat deze vissoort zich hier ook voorplant, en het niet enkel uit Duitsland afkomstige afzakkers uit de Rijn betreft.

De dril van een blauwneus is compleet anders dan die van een voorn of brasem

Een pet en zonnebril zijn met zonnig weer tot de middag onmisbaar vanwege de stroomopwaartse en oostelijke visrichting. 

Na een succesvolle start van de ochtend – met brasem en blankvoorn als vangsten – volgt plotseling een afwijkende aanbeet. “Dit zou er wel eens eentje kunnen zijn”, zegt Jorg al snel nadat de dril van start is gegaan. “Net zoals de aanbeet anders is, knokt een blauwneus op een andere manier dan brasem of voorn. Het zijn van die typische, zenuwachtige tikken. Zeker met een gevlochten hoofdlijn voel je de vibraties van de lichaamsbewegingen tot in het handvat”, zegt de Limburger terwijl de vis naar links zwemt. “Typisch blauwneusgedrag. Ik vermoed dat ze na het haakaas te hebben gepakt meteen doorzwemmen. Tijdens de dril gaan ze vrijwel altijd direct naar links of rechts. Nog even en hij is binnen”, blikt Jorg hoopvol ­vooruit.

PATROON ONTDEKKEN

“Deze kunnen we bijschrijven”, zegt hij wanneer de vis in het schepnet ligt en er zichtbaar een last van zijn schouders valt. Zo’n vier van de vijf sessies aan de Waal wordt Jorg met een blauwneus beloond. Bij een eerdere sessie had hij ons zijn aanpak al laten zien, maar bleef een Vimba vimba echter uit. “Dat was precies de uitzondering op de regel”, zegt Jorg terwijl we de vis kort bewonderen, snel fotograferen en weer terugzetten. Want deze vis met zijn kleine bek en puntige snuit duikt steeds vaker op. “Hoewel ik zeker geen blauwneus-specialist ben – ik zie ze als bijvangst – begint er zich toch wel een patroon af te tekenen. De twee belangrijkste conclusies zijn dat ze zelden alleen komen en maden favoriet zijn. Als ik blauwneus vang, dan zijn het vaak twee of drie exemplaren kort achter elkaar. En ondanks dat ik regelmatig van haakaas wissel, vang ik ze vrijwel altijd op maden”, deelt de feedercrack als tip.

AFSTAND AANPASSEN
Een flexibele mindset levert op de Waal vaak meer aanbeten op dan star vasthouden aan één visafstand of één soort haakaas. Jorg prikt drie maden op een kleine haak (maat 16) en werpt de voerkorf ongeveer twintig meter recht voor zich uit in.