BAKSTEENVOORNS
TEKST: PIETER BEELEN > FOTOGRAFIE: REIN RIJKE
Blankvoorns van ‘baksteenformaat’ zijn geen alledaagse vangst. In de winter maak je volgens wedstrijdvisser Chris Ooms (59) echter beduidend meer kans om zo’n zilveren schat aan de haak te slaan. Aan de oever van het Amsterdam-Rijnkanaal bij Tiel geeft de fanatieke feedervisser uit het Belgische Reti je tien tips waarmee jij deze winter aan de slag kunt om jouw eigen ‘kiloknaller’ te vangen.
DISTANCE STICKS
Een stek opbouwen en onderhouden is heel belangrijk om de voorns te lokken en aan de praat te houden. “Daarom is het funest als je – door lijnbreuk of als de lijn uit de clip komt – de afstand waarop je vist kwijt bent. Met behulp van zogenaamde distance sticks weet je precies hoe ver je bezig bent. Wil je op twintig meter vissen en staan de paaltjes vijf meter uit elkaar? Dan heb je vier wikkelingen nodig voor die afstand. Wil je het na een tijdje toch wat verder – bijvoorbeeld op dertig meter – proberen? Wikkel dan lijn om de paaltjes tot je de clip bereikt, haal de lijn hier achter vandaan en maak twee extra slagen om de paaltjes alvorens je de lijn weer clipt.”
LICHTE TOP
“Blankvoorns houden niet van weerstand als ze aanbijten en kunnen dan ook heel voorzichtig azen. Kies daarom voor een lichte top van 0,5 tot 1 oz – staat er veel wind kies dan voor een top van maximaal 1,5 oz. Die zet je ook niet helemaal op spanning: een lichte buiging in de top volstaat. Zo ondervindt de vis zo min mogelijk weerstand bij een aanbeet en zie je zelfs de kleinste tikjes op de top.” Dat laatste is belangrijk, want blankvoorns staan erom bekend het aas plat te bijten en/of uit te zuigen. “In dat geval is het zaak om het aas snel te verversen en de korf weer opnieuw in te gooien zodat alles klaar ligt voor die grote voorn.”
‘een nylon voorslag is bestand tegen obstakels en vangt ook het bonken van een voorn goed op’
GEVLOCHTEN HOOFDLIJN
Chris geeft bij deze tak van feedervisserij de voorkeur aan een gevlochten hoofdlijn. “Pak wel een lekker dunne lijn van 8/00. Dan komen de aanbeten ook als je ver uit de kant vist nog goed door op de top.” De gevlochten lijn combineert hij met een zes tot zeven meter lange voorslag van 22/00 tot 28/00 nylon. “De stelregel daarbij is dat je twee keer de hengellengte pakt. Zo heb je wat meer bescherming tegen stenen en/of mossels in vergelijking met een gevlochten lijn. Bovendien geeft dit ook wat rek, zodat een flink bonkende voorn minder snel de haak lost.”
Donker voer met gemalen koriander valt in de smaak bij de blankvoorn.
Twee casters in contrasterende kleuren vallen goed op.
BLANKVOORN LEKKERNIJEN
Blankvoorn is verzot op hennep en casters; vooral die laatste aassoort doet het vaak goed. “Door bij iedere worp steeds een plukje hennep en casters in de korf te doen maak je de voorn flink gretig.” Deze ‘voornsnoepjes’ breng je op de stek in combinatie met een donker voer – boven een lichtgekleurde voerplek steken de voorns meer af en voelen ze zich minder op hun gemak. “In dat voer mag gemalen koriander niet ontbreken, want dat valt bij grote blankvoorn erg in de smaak. Maak het voer thuis al aan zodat het minder ‘werkt’. Dit lokt namelijk minder kleine vis aan en vergroot de kans op een klomp zilver.”
Kies voor een haak met een mooie ronding zodat je de caster op de haak kunt zetten zonder dat deze snel breekt. “Combineer daarbij een donkere caster met een lichtergekleurd exemplaar: dit zorgt voor een mooi contrast en valt sneller op. Neem overigens altijd wel wat andere aassoorten mee (zoals geknipte wormen, dode maden of kunstmaden) zodat je kunt wisselen en achterhalen wat die dag het meest in de smaak valt.”
PASSERENDE SCHEPEN
Hoewel het Amsterdam-Rijnkanaal een van de drukst bevaren kanalen ter wereld is, staat er in de regel weinig tot geen stroming – hoogstens wat ‘trek’ als er een sluis open staat. “Dit maakt passerend scheepvaartverkeer extra interessant. Een flink schip zet het water, en dus ook jouw haakaas, in beweging. Dit kan een aanbeet uitlokken doordat de vissen wat gretiger worden. De voorns moeten immers snel zijn voordat het aas mogelijk weg spoelt.” Draai daarom niet meteen binnen als je een schip aan ziet komen. “Wacht nog even tot het water begint te stromen om te kijken wat het effect is. Daarna draai je de boel binnen – al dan niet met een voorn aan de lijn – en zodra het schip voorbij is gevaren en het water weer rustig is, kun je opnieuw ingooien.”
Met behulp van een wekker is een vast voerritme gegarandeerd.
WEKKER
Het feedervissen op voorn is in tegenstelling tot het feederen op brasem een heel actieve visserij. “Blankvoorns houden namelijk van regelmaat. Een kookwekker is dan ook een handig hulpmiddel om een vast ritme te ontwikkelen waarin je regelmatig een gevulde korf op de stek dropt. Zet het alarm bijvoorbeeld om de twee minuten. Gaat de wekker? Dan is het tijd om binnen te draaien, de korf te vullen en met militaire precisie weer op de stek te werpen. Zo voorkom je dat je te lang wacht met opnieuw ingooien, de vis zijn interesse verliest en verder zwemt.” Bevis je twee stekken, dan doe je dit om en om (steeds twee minuten per stek). “Werken de blankvoorns goed mee, dan heb je vaak binnen een minuut al beet.”
KLEINE KORVEN
Door om de twee minuten in te werpen loop je de kans een stek ‘kapot’ te maken door te veel voer te brengen. Daarom is het belangrijk om het formaat van de korf af te stemmen op de activiteit van de vis. “Krijg je geen of maar weinig beet? Pak dan een kleinere korf, maar houd wel het werpritme van twee minuten aan. Krijg je juist veel beet? Kies dan gerust voor een flinke korf om te voorkomen dat de voorns alles opeten en vervolgens doorzwemmen. Krijg je echt helemaal geen beet? Dan kun je ook lege korven brengen, of iets voor dan wel achter de voerplek gaan vissen om een aanbeet te forceren.”
Ook kun je desgewenst variëren qua model korf. “Wat meer gesloten korven laten het voer langzamer los, terwijl de welbekende gaaskorven het voer juist snel loslaten. Zo kun je met een wat meer gesloten korf en stevig aangedrukt voer proberen om de echt grote vissen te selecteren. Het voer heeft nu minder attractiewaarde voor kleine vis, zodat een grote vis meer tijd heeft om het haakaas te vinden.”
‘De echt grote voorns – 40-plussers zwaarder dan één kilo – vind je op groot water zoals het Amsterdam-Rijnkanaal, de Waal, Lek, Nederrijn en Maas’
OP TWEE PAARDEN WEDDEN
Op een kanaal moet je het vooral hebben van langstrekkende vis. Door op twee afstanden te vissen vergroot je de kans om deze te onderscheppen. “Mik met één hengel op een plek dichtbij en met de andere op een plek die wat verder weg ligt – bijvoorbeeld op pak hem beet 20 én 35 meter afstand.” Doe dit echter niet tegelijkertijd: door te focussen op één hengel vis je superscherp en de voorns houden je zo ook wel bezig. “De tweede hengel staat wel altijd klaar om snel te kunnen schakelen naar de andere afstand. Zo kun je de twee stekken om de beurt bevissen (kort-lang-kort-lang), zodat je eerder tegen de voorns aan loopt.”
Breng voordat je gaat vissen eerst het bodemverloop goed in kaart.
DICHTBIJ DE STENEN
“Neem voordat je gaat vissen de tijd om het bodemverloop in kaart te brengen. Dit doe je door de korf zonder onderlijn in te werpen en deze met lange halen van de hengel rustig over de bodem binnen te slepen. Bij grove randen of grote keien blijft de korf hangen, op stukken met grind of mosselbanken zal de hengeltop trillen.” De zones waar de bodemstructuur overgaat van steen naar zand zijn favoriet bij de voorns. “Daar zoeken ze tussen de stenen naar voedsel, wat zich daar onder meer door passerende schepen ophoopt. Houd ongeveer drie meter afstand van deze stenen – of ervoor, of erachter – anders loop je een te groot risico vis en materiaal te verspelen. Heb je de juiste afstand gevonden? Bevestig de lijn dan precies op dat punt in de lijnclip.”
Pak een flinke gaaskorf om in drie tot vier worpen een stek op te bouwen.
STEK OPBOUWEN
Een stek bouw je op door drie à vier met voer gevulde korven te brengen. “Kies voor flinke blokkorven om een stevige basis te leggen. Met een kleinere korf onderhoud je de stek daarna tijdens het vissen. Laat de korf na de worp heel even liggen voordat je hem leeg trekt.” Zijn de voorns ‘los’, dan heb je ze na een half uur al op de stek. Het kan ook langer duren, afhankelijk van hoeveel vis er in de buurt zit en of deze geneigd is te gaan zwemmen. “Overdrijf het voeren niet: wat je in het water gooit, kun je er niet meer uithalen.”
TEKST: PIETER BEELEN > FOTOGRAFIE: REIN RIJKE
Blankvoorns van ‘baksteenformaat’ zijn geen alledaagse vangst. In de winter maak je volgens wedstrijdvisser Chris Ooms (59) echter beduidend meer kans om zo’n zilveren schat aan de haak te slaan. Aan de oever van het Amsterdam-Rijnkanaal bij Tiel geeft de fanatieke feedervisser uit het Belgische Reti je tien tips waarmee jij deze winter aan de slag kunt om jouw eigen ‘kiloknaller’ te vangen.
BAKSTEENVOORNS
LICHTE TOP
“Blankvoorns houden niet van weerstand als ze aanbijten en kunnen dan ook heel voorzichtig azen. Kies daarom voor een lichte top van 0,5 tot 1 oz – staat er veel wind kies dan voor een top van maximaal 1,5 oz. Die zet je ook niet helemaal op spanning: een lichte buiging in de top volstaat. Zo ondervindt de vis zo min mogelijk weerstand bij een aanbeet en zie je zelfs de kleinste tikjes op de top.” Dat laatste is belangrijk, want blankvoorns staan erom bekend het aas plat te bijten en/of uit te zuigen. “In dat geval is het zaak om het aas snel te verversen en de korf weer opnieuw in te gooien zodat alles klaar ligt voor die grote voorn.”
DISTANCE STICKS
Een stek opbouwen en onderhouden is heel belangrijk om de voorns te lokken en aan de praat te houden. “Daarom is het funest als je – door lijnbreuk of als de lijn uit de clip komt – de afstand waarop je vist kwijt bent. Met behulp van zogenaamde distance sticks weet je precies hoe ver je bezig bent. Wil je op twintig meter vissen en staan de paaltjes vijf meter uit elkaar? Dan heb je vier wikkelingen nodig voor die afstand. Wil je het na een tijdje toch wat verder – bijvoorbeeld op dertig meter – proberen? Wikkel dan lijn om de paaltjes tot je de clip bereikt, haal de lijn hier achter vandaan en maak twee extra slagen om de paaltjes alvorens je de lijn weer clipt.”
GEVLOCHTEN HOOFDLIJN
Chris geeft bij deze tak van feedervisserij de voorkeur aan een gevlochten hoofdlijn. “Pak wel een lekker dunne lijn van 8/00. Dan komen de aanbeten ook als je ver uit de kant vist nog goed door op de top.” De gevlochten lijn combineert hij met een zes tot zeven meter lange voorslag van 22/00 tot 28/00 nylon. “De stelregel daarbij is dat je twee keer de hengellengte pakt. Zo heb je wat meer bescherming tegen stenen en/of mossels in vergelijking met een gevlochten lijn. Bovendien geeft dit ook wat rek, zodat een flink bonkende voorn minder snel de haak lost.”
‘een nylon voorslag is bestand tegen obstakels en vangt ook het bonken van een voorn goed op’
Donker voer met gemalen koriander valt in de smaak bij de blankvoorn.
Twee casters in contrasterende kleuren vallen goed op.
BLANKVOORN LEKKERNIJEN
Blankvoorn is verzot op hennep en casters; vooral die laatste aassoort doet het vaak goed. “Door bij iedere worp steeds een plukje hennep en casters in de korf te doen maak je de voorn flink gretig.” Deze ‘voornsnoepjes’ breng je op de stek in combinatie met een donker voer – boven een lichtgekleurde voerplek steken de voorns meer af en voelen ze zich minder op hun gemak. “In dat voer mag gemalen koriander niet ontbreken, want dat valt bij grote blankvoorn erg in de smaak. Maak het voer thuis al aan zodat het minder ‘werkt’. Dit lokt namelijk minder kleine vis aan en vergroot de kans op een klomp zilver.”
Kies voor een haak met een mooie ronding zodat je de caster op de haak kunt zetten zonder dat deze snel breekt. “Combineer daarbij een donkere caster met een lichtergekleurd exemplaar: dit zorgt voor een mooi contrast en valt sneller op. Neem overigens altijd wel wat andere aassoorten mee (zoals geknipte wormen, dode maden of kunstmaden) zodat je kunt wisselen en achterhalen wat die dag het meest in de smaak valt.”
PASSERENDE SCHEPEN
Hoewel het Amsterdam-Rijnkanaal een van de drukst bevaren kanalen ter wereld is, staat er in de regel weinig tot geen stroming – hoogstens wat ‘trek’ als er een sluis open staat. “Dit maakt passerend scheepvaartverkeer extra interessant. Een flink schip zet het water, en dus ook jouw haakaas, in beweging. Dit kan een aanbeet uitlokken doordat de vissen wat gretiger worden. De voorns moeten immers snel zijn voordat het aas mogelijk weg spoelt.” Draai daarom niet meteen binnen als je een schip aan ziet komen. “Wacht nog even tot het water begint te stromen om te kijken wat het effect is. Daarna draai je de boel binnen – al dan niet met een voorn aan de lijn – en zodra het schip voorbij is gevaren en het water weer rustig is, kun je opnieuw ingooien.”
KLEINE KORVEN
Door om de twee minuten in te werpen loop je de kans een stek ‘kapot’ te maken door te veel voer te brengen. Daarom is het belangrijk om het formaat van de korf af te stemmen op de activiteit van de vis. “Krijg je geen of maar weinig beet? Pak dan een kleinere korf, maar houd wel het werpritme van twee minuten aan. Krijg je juist veel beet? Kies dan gerust voor een flinke korf om te voorkomen dat de voorns alles opeten en vervolgens doorzwemmen. Krijg je echt helemaal geen beet? Dan kun je ook lege korven brengen, of iets voor dan wel achter de voerplek gaan vissen om een aanbeet te forceren.”
Ook kun je desgewenst variëren qua model korf. “Wat meer gesloten korven laten het voer langzamer los, terwijl de welbekende gaaskorven het voer juist snel loslaten. Zo kun je met een wat meer gesloten korf en stevig aangedrukt voer proberen om de echt grote vissen te selecteren. Het voer heeft nu minder attractiewaarde voor kleine vis, zodat een grote vis meer tijd heeft om het haakaas te vinden.”
‘De echt grote voorns – 40-plussers zwaarder dan één kilo – vind je op groot water zoals het Amsterdam-Rijnkanaal, de Waal, Lek, Nederrijn en Maas’
Met behulp van een wekker is een vast voerritme gegarandeerd.
WEKKER
Het feedervissen op voorn is in tegenstelling tot het feederen op brasem een heel actieve visserij. “Blankvoorns houden namelijk van regelmaat. Een kookwekker is dan ook een handig hulpmiddel om een vast ritme te ontwikkelen waarin je regelmatig een gevulde korf op de stek dropt. Zet het alarm bijvoorbeeld om de twee minuten. Gaat de wekker? Dan is het tijd om binnen te draaien, de korf te vullen en met militaire precisie weer op de stek te werpen. Zo voorkom je dat je te lang wacht met opnieuw ingooien, de vis zijn interesse verliest en verder zwemt.” Bevis je twee stekken, dan doe je dit om en om (steeds twee minuten per stek). “Werken de blankvoorns goed mee, dan heb je vaak binnen een minuut al beet.”
OP TWEE PAARDEN WEDDEN
Op een kanaal moet je het vooral hebben van langstrekkende vis. Door op twee afstanden te vissen vergroot je de kans om deze te onderscheppen. “Mik met één hengel op een plek dichtbij en met de andere op een plek die wat verder weg ligt – bijvoorbeeld op pak hem beet 20 én 35 meter afstand.” Doe dit echter niet tegelijkertijd: door te focussen op één hengel vis je superscherp en de voorns houden je zo ook wel bezig. “De tweede hengel staat wel altijd klaar om snel te kunnen schakelen naar de andere afstand. Zo kun je de twee stekken om de beurt bevissen (kort-lang-kort-lang), zodat je eerder tegen de voorns aan loopt.”
Pak een flinke gaaskorf om in drie tot vier worpen een stek op te bouwen.
STEK OPBOUWEN
Een stek bouw je op door drie à vier met voer gevulde korven te brengen. “Kies voor flinke blokkorven om een stevige basis te leggen. Met een kleinere korf onderhoud je de stek daarna tijdens het vissen. Laat de korf na de worp heel even liggen voordat je hem leeg trekt.” Zijn de voorns ‘los’, dan heb je ze na een half uur al op de stek. Het kan ook langer duren, afhankelijk van hoeveel vis er in de buurt zit en of deze geneigd is te gaan zwemmen. “Overdrijf het voeren niet: wat je in het water gooit, kun je er niet meer uithalen.”
Breng voordat je gaat vissen eerst het bodemverloop goed in kaart.
DICHTBIJ DE STENEN
“Neem voordat je gaat vissen de tijd om het bodemverloop in kaart te brengen. Dit doe je door de korf zonder onderlijn in te werpen en deze met lange halen van de hengel rustig over de bodem binnen te slepen. Bij grove randen of grote keien blijft de korf hangen, op stukken met grind of mosselbanken zal de hengeltop trillen.” De zones waar de bodemstructuur overgaat van steen naar zand zijn favoriet bij de voorns. “Daar zoeken ze tussen de stenen naar voedsel, wat zich daar onder meer door passerende schepen ophoopt. Houd ongeveer drie meter afstand van deze stenen – of ervoor, of erachter – anders loop je een te groot risico vis en materiaal te verspelen. Heb je de juiste afstand gevonden? Bevestig de lijn dan precies op dat punt in de lijnclip.”