TEKST: STEEF MEIJERS >
FOTOGRAFIE: SANDER BOER

ANDERSOM

Het roofvissen staat bol van de aannames en over bepaalde zaken doen soms zelfs heuse theorieën de ronde. Sommige daarvan komen heel dicht in de buurt van de waarheid, terwijl andere volkomen nonsens zijn – zo meent Steef Meijers (66). Zijn advies is om je techniek, aaskeuze, presentatie en aanpak eens met een kritische blik tegen het licht te houden en vooral ook eens precies het tegenovergestelde te doen.

precies

‘Blijf niet te lang
op een hotspot hangen als de aanbeten daar wegvallen – de stek met rust laten en later nogmaals bevissen leidt vaak wel tot nieuw succes’

HOTSPOTS KORT

Hotspots zijn zones van een water waar meer vis aanwezig is. Die plekken worden dan ook regelmatig bevist. Ben je als eerste ter plekke? Dan zul je in het algemeen snel succes boeken. Het is echter raadzaam om niet te lang op dezelfde plek te blijven hangen als de vangsten afnemen. Dit scheelt je kostbare vistijd.

Wanneer je bij een hotspot aankomt, vang je vaak snel de daar aanwezige actieve vissen. Daarna wordt het alras minder. De op deze stek aanwezige roofvissen die niet actief zijn, zullen met elke worp argwanender worden en slaan vrijwel niet meer toe. Lang doorvissen en wisselen van kunstaas sorteren ook geen effect. De plek enkele uren met rust laten en daarna opnieuw uitkammen leidt daarentegen vaak wel tot nieuw succes. Daarom is het doorgaans verstandiger om gedurende een visdag verschillende hotspots kort te bevissen in plaats van langdurig op één plek te blijven hangen. Ondanks dat verkassen tijd kost, levert dit doorgaans wel meer vis op dan de hele dag één stek met kunstaas te blijven bestoken.

KLEIN OF HEEL GROOT?

TEKST: STEEF MEIJERS >
FOTOGRAFIE: SANDER BOER

Het roofvissen staat bol van de aannames en over bepaalde zaken doen soms zelfs heuse theorieën de ronde. Sommige daarvan komen heel dicht in de buurt van de waarheid, terwijl andere volkomen nonsens zijn – zo meent Steef Meijers (66). Zijn advies is om je techniek, aaskeuze, presentatie en aanpak eens met een kritische blik tegen het licht te houden en vooral ook eens precies het tegenovergestelde te doen.

ANDERSOM

precies

‘Blijf niet te lang
op een hotspot hangen als de aanbeten daar wegvallen – de stek met rust laten en later nogmaals bevissen leidt vaak wel tot nieuw succes’

HOTSPOTS KORT

Hotspots zijn zones van een water waar meer vis aanwezig is. Die plekken worden dan ook regelmatig bevist. Ben je als eerste ter plekke? Dan zul je in het algemeen snel succes boeken. Het is echter raadzaam om niet te lang op dezelfde plek te blijven hangen als de vangsten afnemen. Dit scheelt je kostbare vistijd.

Wanneer je bij een hotspot aankomt, vang je vaak snel de daar aanwezige actieve vissen. Daarna wordt het alras minder. De op deze stek aanwezige roofvissen die niet actief zijn, zullen met elke worp argwanender worden en slaan vrijwel niet meer toe. Lang doorvissen en wisselen van kunstaas sorteren ook geen effect. De plek enkele uren met rust laten en daarna opnieuw uitkammen leidt daarentegen vaak wel tot nieuw succes. Daarom is het doorgaans verstandiger om gedurende een visdag verschillende hotspots kort te bevissen in plaats van langdurig op één plek te blijven hangen. Ondanks dat verkassen tijd kost, levert dit doorgaans wel meer vis op dan de hele dag één stek met kunstaas te blijven bestoken.

SLIP INSTELLEN

Veel softbaitvissers zijn ervan overtuigd dat een bijna dichtgedraaide slip en een strakke hengel noodzakelijk zijn om de haak zo goed mogelijk te kunnen zetten. De praktijk wijst echter uit dat dit het recept is voor een verhoogd risico op lijn- en hengelbreuk én op het verspelen van vis. Het is daarom belangrijk de slip juist in te stellen.

Het gebruik van harde, strakke hengels en het bijna volledig dichtdraaien van de molenslip is mijns inziens volledig onnodig. Een simpele test met twee identieke combinaties van hengel, lijn en molen volstaat als bewijs. Draai bij één set de molenslip haast dicht, terwijl je de slip van de andere molen correct instelt. Hang vervolgens de haken van beide hengels in een houten hek, loop dertig meter achteruit en sla zo hard aan als je maar kunt. Ik garandeer je dat beide haken precies even diep in het hout zijn doorgedrongen – en hopelijk is bij de eerstgenoemde afstelling de hengel niet gebroken!

Zet je de slip zo goed als dicht, dan moet je die tijdens de dril ook weer losser instellen (zeker als je een grote vis hebt gehaakt). De vis moet immers lijn kunnen nemen om lijnbreuk te voorkomen. Door het gedraai aan de slip zal de spanning op de lijn vrijwel zeker kort wegvallen. Bovendien leidt dit tot concentratieverlies op een moment dat je je dit niet kunt veroorloven. Vis verspelen is vaak het gevolg. Kortom: stel de slip zo in dat de lijnafgifte start zodra de hengel een buiging van circa 90 graden bereikt. Zelf vis ik ook graag met een hengel die een wat soepelere top heeft. Die is vergevingsgezind en vangt het kopschudden van de vis goed op, wat vooral bij het baarsvissen bijzonder belangrijk is. Dit levert minder lossers op in vergelijking met harde hengels waarbij de dempende eigenschappen ontbreken. 

KORT ZWEEFMOMENT

Voor veel kunstaasvissers is een zo lang mogelijk zweefmoment van een softbait het ultieme droomscenario. Dat lange zweefmoment zou de roofvis mooi de tijd geven om het kunstaas te pakken. Die theorie heb ik al lang verworpen: mijn voorkeur gaat uit naar een zo kort mogelijk zweefmoment.

Het veelgehoorde advies ‘zo licht als mogelijk, zo zwaar als noodzakelijk vissen’ leidt naar mijn mening tot het zinloos verspillen van effectieve vistijd. Bedenk dat een roofvis gedurende het grootste deel van de dag inactief is en zich apathisch nabij de bodem ophoudt. Ze zijn niet bereid om een stuk omhoog te zwemmen om kunstaas dat boven hen langsgaat te onderscheppen. Dat verandert echter als een softbait ‘op een presenteerblaadje’ voorbijkomt. Mijn ervaring is dat dit vaak een instinctieve reactie oproept – zowel ’s zomers als ’s winters. Vandaar dat ik standaard een 14-grams jigkop gebruik. In het geval van stroming schakel ik over op zwaardere jigkoppen, van soms wel 28 gram of meer.

KLEIN OF HEEL GROOT?

Op zoek naar kapitale snoekbaarzen en giga-snoeken kiezen veel roofvissers voor XL-formaat kunstaas. ‘Groot kunstaas vangt grote vis’, is immers het motto. Wie deze aanpak omarmt, kiest ook voor een taaie visserij. Klein(er) kunstaas biedt tal van voordelen én tevens de kans om de vis van je leven te vangen.

Het voordeel van groot kunstaas is zogenaamd duidelijk: je vangt aanzienlijk minder vis, maar mikt selectiever op de grotere exemplaren. Dat kan een bewuste keuze zijn, maar zelf vis ik toch liever met relatief klein kunstaas. Zo vang je weliswaar ook kleinere vissen – waar ik eveneens van geniet – maar die grote loopt er met regelmaat vanzelf tussendoor. Sterker nog: op wateren waar intensief wordt gevist kan bijvoorbeeld een kleine plug of spinjig van enkele centimeters het verschil maken. Grote shads of mega-pluggen worden met argwaan bekeken door vissen die het klappen van de zweep kennen, terwijl die kleiner kunstaas met veel minder wantrouwen tegemoet treden. Klein kunstaas heeft nog een paar belangrijke voordelen: het gaat gemakkelijker naar binnen en de kleinere, dunne – en dus scherpere – haken zetten zich beter vast. Ook is het werpend vissen met kleiner en lichter kunstaas een stuk langer vol te houden.

WISSELDRANG

Het assortiment kunstaas is enorm. Als je de verleiding niet kunt weerstaan, eindig je met overvolle kunstaasdozen. Mijn advies is om in de loop der tijd vertrouwen op te bouwen in een beperkte selectie kunstaas. Dat scheelt niet alleen in de portemonnee, maar helpt je ook om effectiever te vissen.

Sportvissers zijn net kraaien: ze zijn vaak onderzoekend ingesteld en proberen graag iets nieuws uit. Vandaar dat velen van hen tijdens een visdag zeer regelmatig van kunstaas (vooral softbaits) wisselen. Dat heeft mijns inziens echter weinig zin. Een nieuw aasje krijgt soms slechts een half uur – of nog minder – de kans, terwijl de effectiviteit pas na minimaal een dag te beoordelen is. Gemiddeld genomen wissel ik op een visdag hoogstens twee keer van kunstaas. Vaak ook zelfs niet, want als ik vis vang ontbreekt vanzelfsprekend de noodzaak. In de loop der tijd heb ik de vangkracht van een aantal kunstaasjes leren kennen en sindsdien beperk ik me daartoe. Bovendien: hoe minder je wisselt, des te meer effectieve vistijd je hebt!

FLUOCARBON

Bij de kantvisserij is een fluorocarbon onderlijn vanwege de hoge slijtvastheid aan te bevelen. Verwacht je snoek? Kies dan altijd voor een stalen onderlijn. Vis je echter vanuit de boot, kayak of bellyboat, dan kun je een softbait ook prima rechtstreeks aan de gevlochten hooflijn knopen. Het zogenaamd onzichtbare fluorocarbon heeft namelijk ook een keerzijde.

De breeksterkte van fluorocarbon is – in verhouding tot de diameter – niet bijzonder hoog. Daarom gebruiken veel roofvissers fluorocarbon onderlijnen van 25 tot 40/00. Die zijn bij deze diameters al vrij stijf. Tel daar het ‘memory effect’ bij op (fluorocarbon wil altijd terug naar de vorm waarin het van de spoel kwam) en de presentatie van het kunstaas zal nadelig worden beïnvloed – vooral met een lichte jigkop. Bovendien geeft een niet geheel gestrekte onderlijn ook tijdverlies bij het aanslaan. Daarnaast is de vermeende onzichtbaarheid van fluorocarbon absoluut twijfelachtig. Zeker in ondiep en helder water glimt en glinstert dit materiaal sterk. In dieper en troebeler water neemt dit effect af, maar dat geldt ook voor alle andere soorten lijnen. Het is überhaupt de vraag in hoeverre roofvis een lijn waarneemt. Zo ben ik ervan overtuigd dat deze niet weet wat een lijn is. Als dat wel het geval zou zijn, zouden we immers nauwelijks meer een vis vangen.

ZONDER SPELD

Hoewel een speld handig is om snel en gemakkelijk van kunstaas te kunnen wisselen, brengt die methode van bevestiging ook enkele nadelen met zich mee. Daarom geef ik er de voorkeur aan om mijn kunstaas direct aan de lijn te knopen. Dit op het oog kleine detail kan namelijk het verschil maken.

Het gebruik van een speld zorgt voor speling, waardoor het kunstaas soms in een vreemde hoek kan komen te staan als een roofvis dit opslokt. Door je kunstaas direct aan de hoofdlijn te knopen kan er vrijwel geen speling ontstaan. Dit maakt dat je minder aanbeten mist. Ook zorgt het direct vastknopen van een jigkop aan de lijn voor het meest directe contact met de hengel. Door dit subtiele verschil kun je de haak een fractie van een seconde sneller zetten. Bovendien wissel ik door het ontbreken van een speld ook niet zo snel van kunstaas. Het resultaat is meer effectieve vistijd, zeker vergeleken met wanneer je vaak nieuw kunstaas in de speld hangt.

HAAKFORMAAT

Bij het werpend vissen met softbaits wordt vaak een te groot formaat haak gebruikt. Het heersende idee ‘hoe meer ruimte tussen de haakbocht en softbait, des te beter de inhaking’ is leidend bij die keuze. Mijn ervaring wijst echter uit dat een kleiner formaat haak juist effectiever is.

Een 7,5 centimeter lange shad combineer ik met een haakmaat 1/0, zodat de haak hoogstens zes millimeter boven de rug van de shad uitsteekt. Bij veel roofvissers is 3/0 de standaard en bedraagt de ruimte tussen de haakpunt en de shad één tot anderhalve centimeter. Zo is de kans groter dat een roofvis bij het aanvallen van de vermeende prooi met zijn bovenkaak tegen de haak stoot, wat resulteert in een misser. Een softbait met een kleinere haak wordt daarentegen gemakkelijker naar binnen gewerkt. Een vrije haakpunt in combinatie met een stukje haakbocht is voldoende om een roofvis te haken. Het bewijs hiervoor is de offsethaak die bij de Carolina rig wordt gebruikt: daar zit de haak zelfs grotendeels verborgen in het kunstaas. Tenslotte is een ander nadeel van forsere haken dat de lengte van de haaksteel toeneemt naarmate de haak groter is. De haaksteel zit hierdoor verder in het kunstaas, wat de actie daarvan negatief beïnvloedt.